nolle

Niet te verwarren met: Nolle

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  nolle    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈnɔlə / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• nol·le

Woordherkomst en -opbouw

• van Middelnederlands nolle

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	nolle	nollen
verkleinwoord	nolletje	nolletjes

Zelfstandig naamwoord

nolle m/v

1. kleine verhoging in het terrein

   ▸ ⧖ 't Zij dat men volgens het Concept van L. Milborn aan de kant van de Plaat werkten, om het getij van die zijde meerder te doen inschieten; of dat 'er een lange Nolle gelegd wierde aan het einde van het Mastgat, zoo hoog dat boven een ordinairen vloet bleef, als mede een Nolle op dezelve hoogte aan de Plaat kant; of wel dat behalven een Nolle aan het Mastgat, een Dam gelegd wierd, aan het eerste einde van het Schorre bij Wijdaarts, omtrent 800 Roeden lang; of eindelijk het leggen van een Dam aan de Stoof-polder.

Synoniemen

• nol (uitspraakvariant)

Hyponiemen

• duin
• heuvel
• strandhoofd

Gangbaarheid

• Het woord nolle staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "nolle" herkend door:

12 %	van de Nederlanders;
16 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Latijn

Woordafbreking

• nol·le

Woordherkomst en -opbouw

• Samentrekking van velle (willen) en non (niet).

stamtijd
infinitief	1e pers. enk. ind. praes. act.	1e pers. enk. ind. perf. act.	supinum
nolle	nolo	noluī	-
onregelmatig	volledig

Werkwoord

nolle infinitivus praesens actief

1. niet willen.

Verwante begrippen

• velle
• malle