neder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ne·der
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

neder

  1. neer
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord neder nedariem
verkleinwoord

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

nèder v/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) gelofte

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen