menen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- me·nen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bedoelen, denken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
menen /menə(n)/ |
meende |
gemeend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
menen
- overgankelijk de bedoeling hebben
- Hij meende dat hij hier niet op terug wou komen.
- serieus zijn
- Meen je dat nou echt?
- denken, een mening toegedaan zijn
- Hij meent misschien dat hem dit toegestaan is, maar hij vergist zich.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de bedoeling hebben
2. serieus zijn
3. denken, een mening toegedaan zijn
Gangbaarheid
- Het woord menen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "menen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %