Naar inhoud springen

mau

Uit WikiWoordenboek
Versie door HydrizBot (overleg | bijdragen) op 30 apr 2017 om 15:41 (Robot: opschonen van oude interwikilinks)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • mau

mau

  1. willen, zullen, gaan (modaliteit die in het Nederlands met een hulpwerkwoord van wijze wordt aangegeven, maar in het Indonesisch met dit bijwoord)
    «tidak mau tahu dengan»
    niets willen weten van
    «Dia mau pergi ke Surabaya.»
    Hij zal naar Surabaya vertrekken.
    «Mau hujan.»
    Het gaat regenen.


  enkelvoud meervoud
  mannelijk     mau     maus  
  vrouwelijk     má     más  

mau

  1. slecht

mau

  1. kwaad