lok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lok
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘haar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lok lokken
verkleinwoord lokje lokjes

Zelfstandig naamwoord

lok v/m [2] [3]

  1. haarlok, pluk haar
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lokken

lok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lokken
    • Ik lok. 
  2. gebiedende wijs van lokken
    • Lok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lokken
    • Lok je? 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen