laboratoriumapparatuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

laboratoriumapparatuur
Uitspraak
Woordafbreking
  • la·bo·ra·to·ri·um·ap·pa·ra·tuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord laboratoriumapparatuur
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de laboratoriumapparatuurv

  1. meettoestellen die men in een laboratorium gebruikt voor wetenschappelijk en medisch onderzoek
     De drie ziekenhuizen doen nu gezamenlijk zo'n tien testen per dag. Galjaard: ,,Vanaf maandag houden we rekening met 360 per dag. Dat vergt wel wat aanpassingen, maar die hebben we gedaan." Zo is meer laboratoriumapparatuur aangeschaft en zijn 30 extra mensen aangenomen, van laboranten tot klinisch genetici. ,,Alle vrouwen die een NIPT aanvragen kunnen bij ons terecht." Door de toestroom in de eerste maanden kan de uitslag langer op zich laten wachten: 20 werkdagen in plaats van 10.[1]
     Onderzoekers van Wageningen University en TNO hebben een coronatest ontwikkeld op basis van een koffiecup: de CoronaEspresso. De nieuwe test kan gewoon thuis worden uitgevoerd, want er is geen laboratoriumapparatuur nodig om de uitslag te bepalen.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 3 maart 2024 Weblink bron
    Francine Wildenborg
    “Ziekenhuis verwacht stormloop op NIP-test” (30-03-2017), Tubantia
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 maart 2024 Weblink bron “Een coronatest van koffiecups: in Wageningen ontwikkelden ze hem” (13-04-2021), Tubantia