statief

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sta·tief
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voetstuk’ voor het eerst aangetroffen in 1867 [1]
- afgeleid van statie, of het Latijnse statīvus ‘tot staan bestemd’ met het achtervoegsel -ief [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | statief | statieven |
verkleinwoord | statiefje | statiefjes |
Zelfstandig naamwoord
statief o
- (fotografie), (optica) een stabiel onderstel voor een camera, kijker of een ander (optisch) instrument, veelal in draagbare uitvoering met één of drie inklapbare of inschuifbare poten
- Te koop: een verrijdbaar statief voor studiogebruik.
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. stabiel onderstel voor camera
Gangbaarheid
- Het woord statief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "statief" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "statief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ statief op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ief in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Fotografie in het Nederlands
- Optica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %