kwistig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kwistig (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkwɪstəx / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈkʋɪstəx/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈkβ̞istəç/
Woordafbreking
- kwis·tig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘royaal’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1]
- Naamwoord van handeling van kwisten of verkwisten met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kwistig | kwistiger | kwistigst |
verbogen | kwistige | kwistigere | kwistigste |
partitief | kwistigs | kwistigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kwistig
- op lichtzinnige wijze verbruikend
- Mensen in westerse landen zijn veel te kwistig in hun watergebruik.
- royaal gevend
- De staatsloterij was kwistig met het prijzengeld deze week.
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. op lichtzinnige wijze verbruikend
2. royaal gevend
Gangbaarheid
- Het woord kwistig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwistig" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "kwistig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kwistig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 90 %
- Prevalentie Vlaanderen 95 %