koma
Uiterlijk
- IPA: /ˈkʰɔːma/
- Afkomstig van het Oudnoorse koma
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd | voltooid deelwoord (supinum) | |
3e pers enk. | 1e pers mv. | ||
koma | kom | komum | komið |
volledig |
koma
koma v
koma
- ko·ma
stamtijd | |||
---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
tegenwoordige tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
koma |
kjem, (bijvorm) kjemer |
kom |
kome, komi |
koma
- onovergankelijk komen
- onovergankelijk aankomen
- onovergankelijk te voorschijn komen.
- [1] nærme seg
- ko·ma
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | koma | komalar |
genitief | komanın | komaların |
datief | komaya | komalara |
accusatief | komayı | komaları |
locatief | komada | komalarda |
ablatief | komadan | komalardan |
koma
Categorieën:
- Woorden in het IJslands
- Woorden in het IJslands van lengte 4
- Woorden in het IJslands met IPA-weergave
- Werkwoord in het IJslands
- Zelfstandig naamwoord in het IJslands
- Woorden in het Norn
- Werkwoord in het Norn
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 4
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Werkwoord in het Nynorsk
- Onovergankelijk werkwoord in het Nynorsk
- Woorden in het Turks
- Zelfstandig naamwoord in het Turks
- Medisch in het Turks