Naar inhoud springen

klik

Uit WikiWoordenboek
  • klik
  • In de betekenis van ‘tussenwerpsel: nabootsing van geluid’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • klanknabootsing [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord klik klikken
kliks [3]
verkleinwoord klikje klikjes

deklikm

  1. kort, scherp en droog geluid
    • Hij drukte de knop in tot hij een klikje hoorde. 
     Nella begint aan het deurtje te sjorren, dat met een zachte, metalige klik openzwaait.[3]
     Ze leunt tegen hem aan, ze laat zich leiden en hoort een zachte klik als Cornelia de deur achter haar dichtdoet.[3]
  2. (informatica) een keuze gemaakt door ergens op te drukken en die een andere pagina of ander deel van de pagina op het scherm brengt
  3. (taalkunde) een niet-pulmonaire medeklinker gemaakt door een dubbele afsluiting te maken met de tong of de lippen, een onderdruk te maken en de afsluiting los te trekken
    • In het Xhosa komen drie kliks voor die geschreven worden als c, x en q en die ieder in een zestal varianten uitgesproken kunnen worden. 
  • een klik hebben
een goede relatie hebben op basis van een overeenstemming
 Selma Jensen en ik hadden een klik en ze gaf me haar mobiele nummer toen we ons gesprek afrondden en we nog even nababbelden over mijn Camino.[4]
 Een klik hebben is niet iets wat je kunt afdwingen, maar die klik hadden we en toen is er iets misgegaan.[5]
vervoeging van
klikken

klik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klikken
    • Ik klik. 
  2. gebiedende wijs van klikken
    • Klik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klikken
    • Klik je? 
     Ik klik op 'verzenden' , sluit mijn mail af en ga naar de badkamer.[4]
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]
  • klik

klik

  1. gebiedende wijs van klikke

klik

  1. klik, het geluid van de sluiter van een camera