ingenomenheid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ge·no·men·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ingenomenheid | ingenomenheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- goedkeurende gezindheid
- ▸ Maar nu luisterde hij voor de eerste maal met ingenomenheid naar deze woorden en hij trachtte ze niet in zichzelf te weerleggen.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord ingenomenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.