genoegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·noe·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voldoening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1393 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord genoegen genoegens
verkleinwoord genoegentje genoegentjes

Zelfstandig naamwoord

het genoegeno

  1. iets waar men plezier aan beleeft
    • Het was een waar genoegen deze oude vrienden weer eens te ontmoeten. 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen