Naar inhoud springen

import

Uit WikiWoordenboek
  • im·port
enkelvoud meervoud
naamwoord import importen
verkleinwoord - -

de importm

  1. (economie) invoer van handelswaar uit het buitenland
  2. mensen die afkomstig zijn van elders
  3. (informatica) gegevens afkomstig uit een ander systeem
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]


import m

  1. invoer