ijskoud

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ijs·koud
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ijskoud
verbogen ijskoude
partitief ijskouds

Bijvoeglijk naamwoord

ijskoud

  1. bijzonder koud, zo koud als ijs
    • Hij was bang in het ijskoude water te vallen. 
     Er woei een ijskoude wind en Sint trok zijn warme rode mantel dicht om zich heen.[1]
     Het was een ijskoude nacht en ik werd meerdere malen bibberend wakker. Verbaasd zag ik de volgende ochtend dat er een dun laagje ijs op mijn tent lag.[2]
  2. (figuurlijk) onverstoorbaar, geheel rustig onder spanning, zonder enig medegevoel
    • Hij bleef er ijskoud onder. 
    • Zijn verwarde gedachteflitsen draaien voortdurend om die ijskoude blik van luitenant Pradelle. [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), , p. 12
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  3. Lemaitre, Pierre
    "Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 21
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be