onverstoorbaar
Uiterlijk
- on·ver·stoor·baar
- Afgeleid van verstoorbaar met het voorvoegsel on-
onverstoorbaar
- zonder de aandacht te verliezen, moeilijk van zijn stuk te brengen
- Hij heeft een vrij onverstoorbare manier van doen.
- ▸ Ik vroeg haar wat ze van mijn plan vond om een tijdje niet te spreken. ‘Gewoon doen. Waarom niet?’ Hierna wenste ze me happy trails en liep onverstoorbaar door naar boven.[1]
- ▸ Het gedreun van de heimachine was in zijn hele lichaam te voelen, een vertrouwenwekkend kloppen binnen in hem. Zo ging het werk vooruit, langzaam en onverstoorbaar.[2]
1. zonder de aandacht te verliezen, moeilijk van zijn stuk te brengen
onverstoorbaar
- op onverstoorbare wijze
- Hij zat onverstoorbaar te lezen toen de kast omviel.
- Het woord onverstoorbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onverstoorbaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be