huizen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- hui·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
huizen |
huisde |
gehuisd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
huizen [2]
- inergatief wonen, aanwezig zijn
- Het zat eruit alsof er al enige tijd in deze kamer werd gehuisd.
- overgankelijk een verblijfplaats verschaffen
- Het geschut werd gehuisd in een nieuw, versterkt betonnen emplacement.
Synoniemen
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de huizen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord huis
- ▸ Kennedy Meadows was een gehucht van niet meer dan tien huizen met een centrale winkel waar je bijna alles kon kopen.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord huizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "huizen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ huizen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %