heug
Uiterlijk
- heug
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heug | |
verkleinwoord |
de heug m
- lust, zin, vrolijk zie ook heuglijk
- Het kind vond het eten niet lekker maar het at tegen heug en meug in om zijn moeder tevreden te stellen.
- tegen heug en meug
met veel weerzin
vervoeging van |
---|
heugen |
heug
- Het woord heug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.