heuglijk
Uiterlijk
- heug·lijk
- Afgeleid van heug (vreugde) met het achtervoegsel -lijk. De betekenis "gedenkenswaardig" is ontstaan onder invloed van geheugen. Stamverwant is ook zich verheugen.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | heuglijk | heuglijker | heuglijkst |
verbogen | heuglijke | heuglijkere | heuglijkste |
partitief | heuglijks | heuglijkers | - |
heuglijk
- blij makend, verheugend
- Bij de geboorte van Thomas kwam zijn vader me het heuglijke nieuws hoogstpersoonlijk brengen.
- onvergetelijk, gedenkwaardig
- De val van de Berlijnse Muur is nog steeds een heuglijke herinnering voor vele Berlijners.
- [1] bedroevend, triest, triestig
- [2] onheuglijk
heuglijk nieuws
- verblijdend nieuws
een heuglijke tijding
- een aangenaam bericht
- Het woord heuglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heuglijk" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be