meug
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- meug
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘trek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1421 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meug | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de meug m
- lust, zin
- Het kind vond het eten niet lekker, maar het at tegen heug en meug in om zijn moeder tevreden te stellen.
Uitdrukkingen en gezegden
- tegen heug en meug
met veel weerzin
Gangbaarheid
- Het woord 'meug' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meug" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ "meug" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Limburgs
Uitspraak
Bijvoeglijk naamwoord
meug