harten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
klaveren ruiten harten schoppen
eikels bellen harten bladeren
Woordafbreking
  • har·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kleur in kaartspel’ aangetroffen vanaf 1612 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord harten harten
hartens
verkleinwoord hartentje hartentjes

Zelfstandig naamwoord

de hartenv / m

  1. (kaartspel) een kleursoort in het kaartspel
    • Ik had maar een paar kleine hartentjes voor je, partner; daarom heb ik gepast. 
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de hartenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hart
     Graag zou ik willen geloven in een ziel die doorleeft na de dood, maar ik geloof eerder dat de zielen van onze overleden vrienden voortleven in de harten van mensen die aan hen terugdenken.[2]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen