klaveren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

klaveren ruiten harten schoppen
eikels bellen harten bladeren
Uitspraak
Woordafbreking
  • kla·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kleur in kaartspel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1612 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord klaveren klaveren
klaverens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de klaverenm

  1. (kaartspel) een van de vier (Franse) kleuren in het kaartspel
    • Ik bood klaveren, niet ruiten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen