Naar inhoud springen

harig

Uit WikiWoordenboek
  • ha·rig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen harigharigerharigst
verbogen harigeharigereharigste
partitief harigsharigers-

harig

  1. met haar begroeid
    • Er kwam een harige borstkas naar voren toen hij zijn shirt uittrok. 
  2. bestaande uit een kluwen van draadvormige elementen, doorgaans haren
    • Er kwam een harige bende uit het doucheputje. 
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]