grut
Uiterlijk
- grut
- erfwoord [1][2], geattesteerd in het Oudnederlands [3] en verwant aan Middelnederlands grute "gruit" [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grut | grutten |
verkleinwoord | grutje | grutjes |
het grut o
- (verouderd) kleine brokjes, gruis
- (figuurlijk) (pejoratief) kleine dingen van weinig waarde
- (figuurlijk) kleine kinderen
grut
- bastaardvloek, uitroep die lichte schrik uitdrukt
- grut nog aan toe
lieve help
vervoeging van |
---|
grutten |
grut
- Het woord grut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grut" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grut | grutter | grutst |
verbogen | grutte | gruttere | grutste |
grut
- boekwijtzaden (grutten, grutjes)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Voeding in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Tussenwerpsel in het Nederlands
- Trefwoorden in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 87 %
- Woorden in het Fries
- Woorden in het Fries met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Fries
- Zelfstandig naamwoord in het Fries