Naar inhoud springen

grut

Uit WikiWoordenboek
  • grut
enkelvoud meervoud
naamwoord grut grutten
verkleinwoord grutje grutjes

hetgruto

  1. (verouderd) kleine brokjes, gruis
    1. (voeding) gebroken korrel van gerst of andere granen
    2. (voeding) gebroken boekweit
  2. (figuurlijk) (pejoratief) kleine dingen van weinig waarde
  3. (figuurlijk) kleine kinderen

grut

  1. bastaardvloek, uitroep die lichte schrik uitdrukt
  • grut nog aan toe
lieve help
vervoeging van
grutten

grut

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van grutten
  2. gebiedende wijs van grutten
97 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[5]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen grutgruttergrutst
verbogen gruttegrutteregrutste

grut

  1. groot
  1. boekwijtzaden (grutten, grutjes)