gut
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gut
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: uitroep van verwondering’ voor het eerst aangetroffen in 1612 [1]
- bastaardvloek, afgeleid van God!, waarvan de betekenis geleidelijk verzwakt is [2][3]
Tussenwerpsel
gut
- uitroep die lichte verbazing uitdrukt
- Gut, ik dacht dat je morgen zou komen.
- uitroep die licht medelijden uitdrukt
- Ben ik op jouw plaats gaan zitten? Gut, dat spijt me.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord gut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gut" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "gut" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ gut op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Duits
Uitspraak
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
gut |
besser |
am besten |
alle verbuigingsvormen |
Bijvoeglijk naamwoord
gut
Engels
enkelvoud | meervoud |
---|---|
gut | guts |
Zelfstandig naamwoord
gut
- ingewanden, darm
- That used to be made of the gut of a cat.
- buik
- You need to lose some of that fat gut, so exercise!
- moed,lef
- He's got guts.
Nynorsk
Uitspraak
Woordafbreking
- gut
Woordherkomst en -opbouw
- Waarschijnlijk afkomstig van het Nederlandse woord guit zn in de betekenis van deugniet zn (een ondeugend kind)
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | gut | guten | gutar | gutane |
Zelfstandig naamwoord
gut, m
- (biologie) jongen, een mannelijk kind
- (dierkunde) jong, een jong of welp van een dier
- (visserij) dunne, sterke zijdedraad
Hyponiemen
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- gut
stellend | vergrotend | overtreffend |
---|---|---|
gut | besser | bescht |
Bijvoeglijk naamwoord
gut
- goed
- «Ich hab schunn viel weisse Schparregraas in Deitschland gesse un ich kann ehrlich saage ass es arrig gut iss.»
- Ik heb al veel witte asperges in Duitsland gegeten en ik kan eerlijk zeggen dat het zeer goed is.
- «Ich hab schunn viel weisse Schparregraas in Deitschland gesse un ich kann ehrlich saage ass es arrig gut iss.»
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
- arrig gut
zeer goed
Opmerkingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Tussenwerpsel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 73 %
- Prevalentie Vlaanderen 35 %
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 3
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Duits
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 3
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 3
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nynorsk
- Biologie in het Nynorsk
- Dierkunde in het Nynorsk
- Visserij in het Nynorsk
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 3
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Pennsylvania-Duits