grosse
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gros·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afschrift’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1668 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grosse | grossen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
grosse v
- (juridisch) een gewaarmerkt afschrift van een ambtelijk document
- Van de Middelnederlandse oorkonde werd door een ingrossator een Latijnse grosse uitgeschreven.
Gangbaarheid
- Het woord grosse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "grosse" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Frans
Uitspraak
Bijvoeglijk naamwoord
grosse
- vrouwelijk enkelvoud van gros
Zelfstandig naamwoord
grosse v
- (spreektaal) meisje, vrouw [1]
- (spreektaal) (vaste) vriendin
- «Quand j’suis malade, c’est ma grosse qui s’occupe de moi.»
- Als ik ziek ben zorgt mijn vriendin voor me. [1]
- «Quand j’suis malade, c’est ma grosse qui s’occupe de moi.»
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 54 %
- Prevalentie Vlaanderen 47 %
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 6
- Woorden in het Frans met audioweergave
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Frans
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Spreektaal in het Frans