grijnen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  grijnen    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈɣrɛinə(n) / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• grij·nen

Woordherkomst en -opbouw

• ww: van Middelnederlands grinen, cognaat met grienen, grijnzen en Engels grin
• zn:  grijn zn  met de uitgang -en

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
grijnen	grijnde (green) *	gegrijnd (gegrenen) *
klasse 1 zwak -d	volledig

Werkwoord

grijnen

1. inergatief (verouderd) door een heftig gevoel een vertrokken gelaat tonen
   1. boosaardig gezicht laten zien
   2. een verheugd gezicht laten zien
   3. een verdrietig gezicht laten zien

Synoniemen

• [1] grijznen
• [2] grinniken, glimlachen
• [3] grienen, huilen, pruilen

Opmerkingen

• De sterke vervoeging is vanaf de 17e eeuw eerst in Nederland en later ook in Vlaanderen ongebruikelijk geworden.

Zelfstandig naamwoord

de grijnen mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord grijn

Gangbaarheid

• Het woord 'grijnen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.