glimlachen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: glimlachen (hulp, bestand)
- IPA: /'ɣlɪmlɑχən/
Woordafbreking
- glim·la·chen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
glimlachen |
glimlachte |
geglimlacht |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
glimlachen
- inergatief zacht onhoorbaar lachen
- ▸ ‘Sorry honey, kitchen opens at 11:00. Want some breakfast?’ glimlachte ze op die typisch Amerikaanse manier alsof er niks aan de hand was. Maar er was natuurlijk heel veel aan de hand.[1]
Vertalingen
1. zacht onhoorbaar lachen
Zelfstandig naamwoord
glimlachen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord glimlach
Gangbaarheid
- Het woord glimlachen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "glimlachen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %