grijnzen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grijn·zen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vals lachen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
grijnzen |
grijnsde |
gegrijnsd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
grijnzen
- inergatief het gezicht tot een grijns vertrekken
- Hij zat de hele tijd te grijnzen.
Zelfstandig naamwoord
grijnzen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord grijns
Gangbaarheid
- Het woord grijnzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "grijnzen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandig-naamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %