gratuit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gra·tuit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onverplicht, ongegrond’ voor het eerst aangetroffen in 1661 [1][2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gratuit gratuiter gratuitst
verbogen gratuite gratuitere gratuitste
partitief gratuits gratuiters -

Bijvoeglijk naamwoord

gratuit

  1. zonder reden, onderbouwing, motivatie en/of bewijs
    • Het is geen gratuite bewering, die samenhang is al vele malen aangetoond. 
    • Hij verbaasde zich over het gratuite geweld in het computerspel. 
  2. zonder consequentie, vrijblijvend
    • Het is een gratuit gebaar, het kost niets en heeft geen consequenties dus mag niet als offer worden beschouwd. 
    • Het is een gratuite bewering, ook als deze niet blijkt te kloppen zullen er geen consequenties zijn. 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   gratuit gratuits
  vrouwelijk   gratuite gratuites

Bijvoeglijk naamwoord

gratuit

  1. (handel) gratis
  2. gratuit, ongegrond, zonder reden of duidelijke motivatie