gebelgd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·belgd
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gebelgd gebelgder gebelgdst
verbogen gebelgde gebelgdere gebelgdste
partitief gebelgds gebelgders -

Bijvoeglijk naamwoord

gebelgd

  1. heel erg kwaad
    • De gebelgde student was woedend omdat hij gezakt was voor zijn examen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen