gauler

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak

Werkwoord

gauler

  1. met een stok van een boom slaan (bv. fruit)
  2. (spreektaal) arresteren, oppakken
    «Je veux un compte blindé sans me faire gauler par les condés.»
    Ik wil een goed gevulde bankrekening zonder me te laten pakken door de juten. [1]
  3. (spreektaal) pikken, stelen
    «T’as vu le lecteur-MP3 que mon frangin a gaulé à Carrefour?»
    Heb je de MP3-speler gezien die mijn broertje heeft gepikt in de Carrefour? [1]
  4. (spreektaal) snappen
    «Je gaule rien de c’qu’il me raconte.»
    Ik snap niks van wat hij me zegt. [1]

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • gau·ler
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 51948

Werkwoord

gauler

  1. tegenwoordige tijd van gaule
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   gauler     gauleren     gaulere     gaulerene  
genitief   gaulers     gaulerens     gauleres     gaulerenes  

Zelfstandig naamwoord

gauler, m

  1. schreeuwbek, schreeuwer