examineren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • exa·mi·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
examineren
examineerde
geëxamineerd
zwak -d volledig

Werkwoord

examineren

  1. overgankelijk aan een examen onderwerpen
    • De leerlingen werden in de sporthal geëxamineerd. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen