duidelijkheid
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- dui·de·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duidelijkheid | duidelijkheden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
duidelijkheid v
- het evident en vanzelfsprekend zijn
- het goed waarneembaar zijn
- ▸ Er is geen bestemming zonder duidelijkheid over de herkomst en geen toekomst zonder een leesbare versie van het verleden.[1]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het evident en vanzelfsprekend zijn
Gangbaarheid
- Het woord duidelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "duidelijkheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Pfeiffer, Ilja Leonard
“Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers
, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 19
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be