doorkijk

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een doorkijk naar het glooiende landschap van


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • door·kijk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doorkijk doorkijken
verkleinwoord doorkijkje doorkijkjes

Zelfstandig naamwoord

doorkijk m

  1. gelegenheid of opening om doorheen te kijken
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
doorkijken

doorkijk

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doorkijken
    • ... dat ik doorkijk. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen