denigreren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: denigreren (hulp, bestand)
- IPA:
Woordafbreking
- de·ni·gre·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘minachtend spreken van’ voor het eerst aangetroffen in 1607 [1]
- afgeleid van het Franse dénigrer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
- Van het Latijnse denigrare.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
denigreren |
denigreerde |
gedenigreerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
denigreren
- overgankelijk op spottende en laatdunkende wijze bekritiseren
- Het is niet bedoeld om te denigreren.
- zwartmaken
Synoniemen
- [1] beschimpen, kleineren, minachten, schamperen, smalen, spotten
- [2] belasteren, zwartmaken
Vertalingen
1. op spottende en laatdunkende wijze bekritiseren
Gangbaarheid
- Het woord denigreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "denigreren" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "denigreren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ denigreren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel de- in het Nederlands
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 93 %