minachten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • min·ach·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
minachten
minachtte
geminacht
zwak -t volledig

Werkwoord

minachten

  1. overgankelijk minder dan gebruikelijk respect voor iemand hebben
    • Hij werd door anderen wegens zijn lafheid geminacht . 
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen