damper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dam·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord damper dampers
verkleinwoord dampertje dampertjes

Zelfstandig naamwoord

de damperm [1]

  1. iemand die of iets dat dampt

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


En damper
Een stoomschip


Deens

Woordafbreking
  • dam·per
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 36316

Werkwoord

damper

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dampe
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   damper     damperen     dampere     damperne  
genitief   dampers     damperens     damperes     dampernes  

Zelfstandig naamwoord

damper

  1. (scheepvaart) stoomboot, stoomschip
Synoniemen
Holoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen


Noors

Woordafbreking
  • dam·per
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 42270

Werkwoord

damper

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van dampe
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   damper     damperen     dampere     damperne  
genitief   dampers     damperens     damperes     dampernes  

Zelfstandig naamwoord

damper

  1. (scheepvaart) stoomboot, stoomschip
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen