Naar inhoud springen

componeren

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 11 jun 2018 om 12:12
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • com·po·ne·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
componeren
componeerde
gecomponeerd
zwak -d volledig

componeren

  1. overgankelijk, (muziek) een muziekstuk schrijven
    • Hij had twee sonates gecomponeerd. 
  2. uit onderdelen een nieuw geheel maken
    • Hij had met alle hem bekende ingrediënten weer een nieuw spannend verhaal gecomponeerd. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]