clausule
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- clau·su·le
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afzonderlijke zinsnede of bepaling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | clausule | clausules |
verkleinwoord | clausuletje | clausuletjes |
Zelfstandig naamwoord
clausule v
- (juridisch) een extra bepaling in een ambtelijke brief
- Bij die brieven zit altijd wel een clausule.
- (taalkunde) het eind van een zin
Hyponiemen
- antischoondochterclausule, antischoonzoonclausule, blootclausule, boeteclausule, geheimhoudingsclausule, hardheidsclausule, meestbegunstigingsclausule, ontsnappingsclausule, opting-outclausule, ouderdomsclausule, uitstapclausule, uitzonderingsclausule, ventielclausule
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een extra bepaling in een ambtelijke brief.
Gangbaarheid
- Het woord clausule staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "clausule" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 96 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %