care
Uiterlijk
- Van Angelsaksisch caru, ċearu, Proto-Germaans *kar-.[1]
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to care |
he/she/it | cares |
verleden tijd | cared |
voltooid deelwoord |
cared |
onvoltooid deelwoord |
cared |
gebiedende wijs | caring |
care
- onovergankelijk zich aan iets gelegen laten liggen
- onovergankelijk bezwaar maken
- overgankelijk zorgen voor, zorg dragen voor
- overgankelijk zich bekommeren om
- (formeel) wensen, willen; geneigd zijn om
enkelvoud | meervoud |
---|---|
care | cares |
care
- bekommernis, bezorgdheid, zorg
- voorwerp van zorg
- verzorging
- nauwkeurigheid, zorgvuldigheid