burin

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
m puntige stalen stift om mee te graveren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bu·rin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord burin burinnen
verkleinwoord burinnetje burinnetjes

Zelfstandig naamwoord

burin v

  1. (verouderd) bewoonster van een van de meest nabij gelegen huizen
  2. (verouderd) vrouwelijk persoon die zich direct naast je bevindt
Synoniemen
enkelvoud meervoud
naamwoord burin burins
verkleinwoord (burintje) * (burintjes) *

Zelfstandig naamwoord

burin m

  1. (gereedschap) puntige stalen stift om mee te graveren
Synoniemen
Opmerkingen
  • De Woordenlijst Nederlandse Taal geeft 'burinnetje(s)' ook als verkleinwoord voor m "graveerstift", maar gelet op de uitspraak zou dit "burintje(s)" moeten zijn; van dit verkleinwoord zijn in welke vorm dan ook in het normale taalgebruik nog geen voorbeelden gevonden.

Gangbaarheid

11 % van de Nederlanders;
12 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

enkelvoud meervoud
burin burins

Zelfstandig naamwoord

burin

  1. (gereedschap): burijn, graveerbeitel, graveerijzer, graveersteker


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  burin     le burin     burins     les burins  

Zelfstandig naamwoord

burin m

  1. (gereedschap): beitel voor hout, staal, steen etc.
  2. (gereedschap): graveerbeitel, graveerijzer, graveersteker