buitenland

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·land
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenland buitenlanden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

buitenland o

  1. ieder land buiten het eigene
    • Volgende week ga ik op vakantie naar het buitenland. 
    • De schrijver geeft lezingen in binnen- en buitenland. 
     Ook in het vorig kwartaal kampte het concern met winsterosie door de sterke positie van de won, waardoor minder wordt verdiend met de verkoop in het buitenland.[1]
     Ik heb er altijd van gedroomd om locatie-onafhankelijk te werken, maar vooralsnog zonder al te veel succes. Wat me wel is gelukt is om af en toe voor klanten in het buitenland vanuit huis opdrachten uit te voeren.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Dure won holt winst Hyundai uit” (24-07-2014), Reformatorisch Dagblad
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be