buitenlandredacteur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bui·ten·land·re·dac·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord buitenlandredacteur buitenlandredacteuren
buitenlandredacteurs
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de buitenlandredacteurm

  1. journalist die publiceert over buitenlandse onderwerpen
     Stel dat beide grote partijen tegelijkertijd komen met een coalitie-akkoord, schrijft buitenlandredacteur Hans Brom. De een over links, de ander over rechts? Niemand die weet wat er dan precies gaat gebeuren, want er is niets geregeld. Vermoed wordt dat in zo'n geval het Lagerhuis het laatste woord krijgt en dat de combinatie die zich daar van een meerderheid kan verzekeren, de komende vijf jaar mag regeren.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 9 november 2022 Weblink bron
    Woensdag 6 mei 2015, 19:50
    “Nieuwe hashtag Britse verkiezingen: #JeSuisEd” (Woensdag 6 mei 2015, 19:50), NOS