bots

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bots
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bots botsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bots m [2] [3] [4]

  1. slag, stoot, schok

Zelfstandig naamwoord

de botsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bot
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

bots

  1. partitief van de stellende trap van bot

Werkwoord

vervoeging van
botsen

bots

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van botsen
    • Ik bots. 
  2. gebiedende wijs van botsen
    • Bots! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van botsen
    • Bots je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

bots mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bot