bijpassen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bijpassen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bij·pas·sen

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  bij  en  passen 

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
bijpassen	paste bij	bijgepast
zwak -t	volledig

Werkwoord

bijpassen

1. overgankelijk bijbetalen, aanvullen, aanzuiveren, bijvoegen

Vertalingen

    1.   

Spaans: pagar el suplemento (es), suplir (es)

Gangbaarheid

• Het woord bijpassen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bijpassen" herkend door:

94 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.