bespieder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bespieders van een liefdespaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • be·spie·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bespieder bespieders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bespiederm

  1. iemand die op een heimelijke wijze iemand anders in de gaten houdt
    • De kwestie haalde in Nieuw-Zeeland weer het nieuws toen afgelopen week een bespieder voor de rechter moest verschijnen in Auckland. Hij wordt ervan beschuldigd dat hij vrouwen in diverse winkelcentra in de stad zou hebben bekeken en gefilmd. [2] 
    • Voor Parijse nudisten is er eindelijk een plaats in de stad waar ze hun kleren pardoes uit kunnen trekken: een afgezonderde plek in het Bois de Vincennes Park. Nieuwsgierige bespieders komen van een koude kermis thuis, dat wordt niet getolereerd. [3] 
    • De stad Djibouti is een prachtige oude plaats met op het centrale plein Menelik gezellige cafés en onder de zuilengang van de antieke gebouwen restaurants met Aziatische, Arabische, Afrikaanse en Europese cuisine. De internationale allure en intriges roepen beelden op van de jaren veertig in het Marokkaanse Casablanca, zoals in de gelijknamige film met Humphrey Bogart en Ingrid Bergman. Iedere spion houdt de andere bespieder in de gaten, buitenlandse geheime diensten luisteren mobiele telefoons af en Franse restauranthouders beloeren hun clientèle. [4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen