beschaving

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·scha·ving
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beschaving beschavingen
verkleinwoord beschavinkje beschavinkjes

Zelfstandig naamwoord

beschaving v [2]

  1. de complexe maatschappij waarin veel van de mensen in steden leven en hun voedsel door middel van landbouw verkrijgen
    • De Chinese beschaving staat al lange tijd op een hoog peil. 
     Nooit eerder rende ik zó hard over een parkeerplaats naar een McDonald’s toen ik er eindelijk was. Dolgelukkig sloot ik achter aan in de rij. Een moeder voor me trok woedend aan de bovenarm van haar kind, een stel maakte ruzie over het menu en een getatoeëerde man stond luid te bellen. Ik stond weer met beide benen in de ‘beschaving’.[3]
  2. de mate waarin iemand gevormd is
    • Deze mensen zijn zonder enige vorm van beschaving, ze lezen niet, ze luisteren niet naar klassieke muziek, zijn niet volgens de laatste mode gekleed en praten plat. 
    • Joodse Amsterdammers die betrokken waren bij het Nederlands Auschwitz Comité, werden na hun terugkeer uit de kampen bespioneerd door de voorloper van de AIVD. Nabestaanden en het Auschwitz Comité zijn ontsteld. ‘Het feit dat je verslag doet van de mensen die stil kwamen staan bij hun familie die was afgeslacht, tart elk idee van beschaving.’[4] 
Verwante begrippen
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. beschaving op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. www.parool.nl (23 dec 2023)
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be