natuurbeheerder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- na·tuur·be·heer·der
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van natuur en beheerder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | natuurbeheerder | natuurbeheerders |
verkleinwoord | natuurbeheerdertje | natuurbeheerdertjes |
Zelfstandig naamwoord
de natuurbeheerder m
- (beroep) de beheerder van een bos, heidegebied of ander stuk natuur.
- De natuurbeheerder maakte de bezoekers bewust van de rijkdom van het leven dat er in de natuur voorkomt.
- een natuurorganisatie
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord natuurbeheerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.