baseren
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘doen steunen’ voor het eerst aangetroffen in 1798 [1]
- Van het Engelse base of het Franse baser met het achtervoegsel -eren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
baseren |
baseerde |
gebaseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
baseren
- overgankelijk ~ op: gronden, doen steunen
- Hij baseerde die conclusie op misleidende gegevens.
- wederkerend zich ~ op: steunen op, uitgaan van
- Hij baseerde zich op een uitspraak van de raad uit 1923.
Vaste voorzetsels
- baseren op
Verwante begrippen
Vertalingen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1.
Gangbaarheid
- Het woord baseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "baseren" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Na te kijken vertalingen
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 94 %