bacterie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

bacterie
Uitspraak
Woordafbreking
  • bac·te·rie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bacterie bacteriën
verkleinwoord bacterietje bacterietjes

Zelfstandig naamwoord

de bacteriev

  1. (biologie) (medisch) ééncellig micro-organisme dat zich snel kan vermenigvuldigen en rotting, gisting en ziekte kan veroorzaken
    • Een verkoudheid wordt meestal veroorzaakt door een virus en niet door een bacterie. 
     Waarom moest juist zíj een bacterie oplopen waartegen de moderne, medische wetenschap machteloos stond?[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen